Begeleiden van je kinderen
Kanker in het gezin
Als een ouder kanker heeft, beïnvloedt dat het leven van de kinderen en het gezinsleven. De onderzoeken, behandelingen en afspraken op de polikliniek kosten veel tijd en energie. De dagelijkse routine kan verstoord raken en spanningen en emoties rond de ziekte kunnen onrust veroorzaken. Hier lees je hoe je je kind (of kinderen) zo goed mogelijk kunt begeleiden in deze moeilijke periode.
Algemene adviezen
Hieronder vind je algemene adviezen die je kunnen helpen om je kinderen te begeleiden. We gaan onder andere dieper in op de vijf vuistregels.
Wees eerlijk tegen je kind
Vertel open en eerlijk wat er aan de hand is, ook gedurende het verloop van de ziekte. Vertel wat er is en wat daarvan op korte termijn de gevolgen zijn. Moet je vaak naar het ziekenhuis? Krijg je medicijnen? Wat is kanker eigenlijk en hoe kan de dokter helpen?
- Stem de informatie af op de leeftijd van je kind. Je kunt daarvoor kijken op de website kankerspoken met informatie voor kinderen van verschillende leeftijden.
- Gebruik het woord kanker. Leg uit dat er heel veel verschillende soorten zijn en dat het voor iedereen verschillend is.
- Geef niet alle informatie tegelijk, maar doseer. Vertel in elk geval de basis; details zijn vaak niet nodig.
- Vaak dringt informatie de eerste keer niet door. Herhaal daarom. Je geeft zo ook aan dat er over het onderwerp gepraat mag worden. Je kunt ook dingen opschrijven en/of tekenen, zodat je kind er nog eens naar kan kijken.
- Geef je kind de ruimte om vragen te stellen en geef zo concreet mogelijk antwoorden.
- Soms is het goed om door te vragen: “wat wil je precies weten?”, “waar denk je aan?” Op die manier krijg je een beeld van wat er in het hoofd van je kind omgaat. Soms zit er een vraag achter de vraag.
- Vertel het je kind ook als er veranderingen in het ziekteproces zijn. Zo komt het niet voor verrassingen te staan. Vertel bijvoorbeeld dat je (misschien) kaal wordt. Maar dat je dan een pruik of petje opzet en dat je haar na de behandeling weer aangroeit. Vertel je kind ook dat papa of mama van al dat ziek zijn kribbig of moe kan worden en dus wat vaker moet rusten.
Geef ruimte aan emoties
Veel kinderen durven niets te vragen, omdat ze denken dat ouders er verdrietig van worden. Dat gebeurt waarschijnlijk ook. Maar ze komen er dan wel achter dat het minder erg is dan ze dachten. Doordat jij emoties laat zien, wordt het voor je kind makkelijker om dat ook te doen zien. Emoties horen erbij en mogen getoond worden. Dat is normaal en niet raar of gek.
Het is niet erg als je kind je een keer wanhopig of verdrietig ziet. Dan leert het dat dit soort emoties erbij horen. En dat je ondanks die emoties toch sterk kunt blijven.
Soms delen kinderen hun gevoelens juist met iemand anders, omdat ze hun ouders er niet mee lastig willen vallen. Dat kan moeilijk zijn, maar het is goed dat het kind zijn emoties deelt. Je zorgen delen met ouders die zelf zorgen hebben, is nu eenmaal erg lastig. Vertel je kind in elk geval dat het ook altijd bij jou terecht kan.
Deel je eigen emoties en zorgen met anderen, zoals je partner, familie en vrienden. Als je de eigen emoties kwijt kunt, krijg je ruimte voor de emoties van je kinderen en kun je hen beter helpen. Word je regelmatig overspoeld door verdriet en heb je hier last van? Kijk dan of er iemand is die je kan helpen. Je kunt ook een beroep op ons doen.
Laat je kind weten dat het altijd bij je terecht kan
Laat je kind weten dat het altijd bij je kan komen in de loop van de medische behandeling en erna. Kinderen vinden het vaak zelf moeilijk om te vertellen dat ze zorgen hebben. Daarom is het goed voor kinderen om zeker te weten dat ze hun zorgen en emoties bij je kunnen uiten.
Tip
Soms is het goed als kinderen ook letterlijk een plekje kunnen geven aan dingen die hen bezighouden. Maak daar in huis ruimte voor. Voorbeelden zijn:
- een wenstak waaraan ze briefjes met wensen kunnen hangen;
- een zorgendoos of schatkist waar ze briefjes in kunnen stoppen;
- een schrift voor vragen die ze niet hardop durven stellen of dingen die ze niet hardop durven zeggen.
Houd vast aan regelmaat
Ziekte en behandeling kunnen het leven steeds weer ontregelen. Het is dan belangrijk om voor structuur en duidelijkheid te zorgen. Dat biedt houvast.
- Probeer dagelijkse rituelen en ritmes zoveel mogelijk aan te houden. Dat maakt dat kinderen door kunnen gaan met hun leven. Zorg dat je kind weet dat het oké is om gewoon door te gaan met leven en plezier te hebben.
- Maak ongewone dingen ‘gewoon’ door ze steeds hetzelfde te laten zijn. Bijvoorbeeld een vast logeeradres, een vaste taakverdeling tijdens chemotherapie, steeds dezelfde hulp, vaste momenten van contact met ieder kind apart.
- Probeer de familiemomenten die er waren voor de ziekte te behouden. Doe de leuke dingen die jullie altijd al deden.
- Zorg dat alle mede-opvoeders (bijvoorbeeld opa’s, oma’s en gastouders) zoveel mogelijk één lijn trekken, zodat je kind weet wat voor regels er gelden.
- Blijf opvoeden en grenzen stellen. Dit situatie thuis leidt al vaak tot gevoelens van onveiligheid bij je kind. Als je je grenzen loslaat, zal het zich nóg onveiliger gaan voelen. Regels bieden houvast.
Vertrouw op jezelf
Je krijgt waarschijnlijk van alle kanten adviezen. Twijfel je over een advies, vertrouw dan op jezelf. Je weet vaak het beste wat je kinderen nodig hebben. Jij kent je kind het beste. Als je blijft twijfelen, dan kun ook onze hulp inroepen.
Creëer kansen om erover te praten
In gesprek blijven over wat jullie meemaken als gezin is belangrijk. Vaak weet je als ouder precies wanneer je het beste met je kind kunt praten. Dit kunnen ook spontane momenten zijn. Soms is het nodig om eerst de ruimte of situatie te creëren om een gesprek te krijgen. Dat kan door bijvoorbeeld samen te gaan wandelen of spelen.
Probeer tijdens die gesprekken na te gaan hoe het met je kind gaat en hoe hij of zij zich voelt. Je kunt ook vragen wat het (nog) weet en de ruimte geven om vragen te stellen. Vaak kunnen misverstanden hiermee worden opgelost. Heb je geen antwoord op de vragen, geef dan aan dat je het ook niet weet en dat je erop terugkomt.
Soms willen kinderen liever niet praten. Dat mag en kan ook. Een goede, andere manier van communicatie is dat je simpelweg samen tijd doorbrengt. Bijvoorbeeld als je je kind naar bed brengt.
Verwacht niet van jezelf dat je perfect bent
Met je kind praten over kanker kan lastig, confronterend en verdrietig zijn. Loopt het gesprek minder goed dan je had gehoopt, neem dan de tijd om na te gaan wat je de volgende keer anders zou willen doen. Over het algemeen kunnen kinderen ermee omgaan als het gesprek niet verloopt zoals je had gehoopt of gepland. Geen ouder kan alles perfect doen en dat is oké.
Neem je kind mee naar het ziekenhuis
Houd je kind niet weg bij het ziekenhuis. Vraag of het eens mee wil en stimuleer dat. Als kinderen meegaan, krijgen zij een realistisch beeld van waar hun ouder naar toe gaat, in plaats van hun eigen, vaak veel ‘engere’ fantasie.
Een paar adviezen:
- Bereid je kind voor op het ziekenhuisbezoek. Vertel hoe papa of mama eruit ziet (groot verband op de buik, pyjama aan). En hoe papa of mama erbij ligt (denk aan de kamer, slangetjes of apparatuur). Laat bijvoorbeeld een fotootje zien of maak een tekening. Vertel dat er soms ook andere zieke mensen op de kamer liggen.
- Een bezoek aan het ziekenhuis kan lang duren voor een kind. Laat je kind vertrouwd speelgoed meenemen. Of neem een volwassene mee die met je kind even iets anders kan gaan doen. Op sommige afdelingen is een familiekamer waar kinderen kunnen spelen. Ziekenhuizen hebben soms ook speelplekken voor kinderen.
- Ook even napraten na het bezoek is belangrijk.
- Wil je kind niet mee naar het ziekenhuis, forceer dan niets. Ouder en kind kunnen ook op andere manieren contact met elkaar hebben. Bijvoorbeeld door te bellen, mailen, een selfie te sturen of door tekeningen en briefjes naar elkaar te schrijven.
Zorg voor steun uit de omgeving
Breng en houd iedereen helpen op de hoogte die betrokken is bij je kind en hem of haar kan steunen. Denk aan meesters en juffen, mentoren, medewerkers van de kinderopvang, ouders van vriendjes, buren of familieleden. Vraag zo nodig of ze helpen. Dat kan moeilijk zijn om te doen, maar de meeste mensen vinden het fijn om iets voor je te kunnen doen. Maak je vraag zo concreet mogelijk.
Laat je kind weten dat er voor hem of haar gezorgd wordt
Voor kinderen is het belangrijk om te weten dat er altijd iemand is die voor hen zorgt. Dat geeft een veilig gevoel. Vertel je kind daarom dat de zorg gewoon doorgaat tijdens je ziekte of die van je partner, ook als je er niet bent.
Geef steeds duidelijk aan wie er voor het kind zorgt als een van de ouders weg is. Bijvoorbeeld: ‘Als papa en mama naar de dokter gaan, haalt buurvrouw Joke jou van school.’
Geef je kind erkenning en waardering
Betrek je kind bij de dagelijkse dingen door hem of haar een taak te geven. Bijvoorbeeld: het eigen bed opmaken, dagelijks de afwasmachine uitruimen, de hond uitlaten. Geef je kind ook een compliment voor de dingen die het doet.
Complimenteer je kind ook voor de manier waarop het zijn of haar betrokkenheid toont en troost biedt.
Houd de regie als ouder
Als zieke ouder kun je zelf misschien niet veel doen, maar je kan wel vaak nog aanwijzingen geven. Ook zijn er altijd dingen te vinden die je nog wel samen met het kind kan doen. Bijvoorbeeld samen naar een film kijken of elkaar voorlezen.
Blijf in het nu
Kinderen leven vaak in het nu. Ze zijn minder met de toekomst bezig dan volwassenen. Geef je kind de mogelijkheid en de kans om plezier te maken en leuke dingen te doen. Probeer zelf ook in het nu te blijven en niet te veel te piekeren over wat komen gaat.
Begeleiden van baby’s en dreumesen (0 tot 2 jaar)
Wat kun je verwachten?
Baby’s zijn gevoelig voor veranderingen. Als de dagelijkse routine verandert, zal een baby hierop reageren. Dit merk je aan: onrust, veel huilen, slecht slapen, slecht eten/drinken, veel spugen.
Een baby kan ook reageren op lichamelijke veranderingen bij de ouder. Bijvoorbeeld een kaal hoofd, overgeven of een andere geur door de behandeling. Verder is een baby gevoelig voor emoties. Is een ouder bijvoorbeeld verdrietig, dan kan de baby onrustig worden of meer huilen.
Tussen de 8 en 18 maanden wordt een baby eenkennig. Vanaf een maand of 9 tot 12 ontstaat ook een scheidingsangst bij een baby. Eenkennigheid en scheidingsangst zijn normaal in de ontwikkeling van baby’s. Maar dit kan wel lastig zijn voor de ouder. Bijvoorbeeld als deze regelmatig naar het ziekenhuis moet, niet thuis kan slapen of als anderen de zorg voor de baby op zich moeten nemen.
Wat kun je doen?
Bieden van structuur en regelmaat
- Bied je baby een vaste structuur en houd je aan de vaste rituelen die al bekend waren voor je baby. Dit zorgt voor voorspelbaarheid en daarmee veiligheid.
- Probeer je baby zo veel mogelijk te laten verzorgen door dezelfde volwassenen.
- Beperk de hoeveelheid bezoek als je ziek bent. Baby’s kunnen er ontregeld door raken. Voor jezelf is het ook rustiger.
Communicatie en je baby betrekken in het ziekteproces
- Vertel je baby dat je ziek bent en daarom sommige (concrete) dingen niet kan doen. Vertel bijvoorbeeld dat je er anders uitziet of anders ruikt. Je baby begrijpt niet wat je zegt, maar voelt wel aan wat je bedoelt.
- Probeer altijd duidelijk afscheid te nemen van je kindje, bijvoorbeeld met een knuffel. Begroet hem of haar ook weer uitbundig als je terugkomt. Zo weet je baby dat hij of zij op je kan bouwen en rekenen.
- Laat je baby regelmatig bij je zijn in het ziekenhuis, mits dat voor jullie beiden comfortabel is.
Omgaan met emoties
- Stel je baby gerust als hij of zij reageert op je emoties.
- Huilt je baby veel, troost hem of haar en biedt nabijheid.
- Raak je zelf overstuur, vraag dan je partner of een huisgenoot om je baby even van je over te nemen.
- Is je baby eenkennig en heeft je baby moeite met afscheid nemen? Dan moet hij of zij nog leren dat als je weg bent, je ook weer terugkomt. Deze ervaring kan je baby opdoen met bijvoorbeeld kiekeboe-spelletjes.
Begeleiden van peuters en kleuters (2 tot 5 jaar)
Wat kun je verwachten?
Door de ziekte van een ouder wordt de structuur van de dag anders. Er is bijvoorbeeld minder tijd om met de kinderen te spelen. Ook is er soms een andere verzorger en er komen er mogelijk meer mensen dan normaal over de vloer (voor het kind bekenden en onbekenden). Peuters en kleuters merken deze veranderingen. Ze pikken ook dingen op uit gesprekken, ook al begrijpen ze de woorden nog niet. Ze merken wel degelijk dat er zorgen of angsten zijn.
Een peuter of kleuter kan zich nog niet aanpassen aan dit soort veranderingen. Ze kunnen er (heftig) op reageren of terugvallen in gedrag van vroeger. Bijvoorbeeld: meer huilen, vaker boos zijn of driftbuien hebben, moeite hebben met (in- of door)slapen of weigeren te eten. Dit is meestal tijdelijk. Kort na de diagnose en bij grote veranderingen, komt dit soort gedrag het meest voor.
Peuters en kleuters uiten hun gevoelens in hun gedrag, spel en tekeningen en niet zozeer in een gesprek. Kinderen verwerken emoties vaak in delen. Ze kunnen meestal niet lang verdriet of pijn voelen. Daardoor kunnen ze het ene moment verdrietig zijn en het andere moment vrolijk.
Peuters en kleuters zien ziekte als iets tijdelijks, als een kapot lichaam dat gemaakt kan worden. Ze begrijpen nog niet dat de dood voor altijd is en iedereen ooit doodgaat. Ze kunnen ‘magisch’ denken en geloven dat hun wensen uitkomen. Ook kunnen ze denken de ziekte van iemand anders veroorzaakt is door hun gedrag.
Peuters
Een peuter kan al meer verbanden leggen dan een baby, maar kan nog niet begrijpen wat kanker inhoudt. Peuters willen graag alles zelf doen (‘ikke zelf doen’) en kunnen heel boos worden als ze hun zin niet krijgen. Dan gaan ze bijvoorbeeld schoppen, slaan, bijten, knijpen en gillen. Peuters die gespannen of gefrustreerd zijn, kunnen terugvallen in gedrag van vroeger. Soms willen ze bijvoorbeeld weer even baby’s zijn. Kinderen in deze leeftijd zien zichzelf als middelpunt van de wereld.
Kleuters
Een kleuter kan al meer begrijpen over ziekte waardoor je zo simpel mogelijk kunt uitleggen wat kanker is. Ze kunnen er ook vragen over hebben. Kleuters zijn vaak wat minder koppig dan peuters en kunnen meer begrijpen. Ze hebben ook al wat meer inlevingsvermogen en kunnen daardoor gevoeliger zijn voor de gevoelens van de ouders. Ze zien zichzelf nog wel als het middelpunt van de wereld en hun beeld is gekleurd door magische fantasieën. Ook kleuters kunnen bij stress of frustratie terugvallen in gedrag dat ze lieten zien toen ze jonger waren.
Wat kun je doen?
Bieden van structuur en regelmaat
- Bied je kind de structuur die het gewend is
- Probeer consequent te blijven. Lukt dit niet, wees dan niet te streng voor jezelf. Het gezinsleven is veranderd door de ziekte en dat vraagt ook aanpassingen.
- Geef grenzen aan. Dit geeft je kind veiligheid en duidelijkheid.
- Laat je kind zo veel mogelijk spelen en de dingen doen waar het plezier in heeft.
- Geef je kind regelmatig je volledige aandacht, bijvoorbeeld door samen een spel te doen. Een kwartier per dag met volle aandacht bij je kind zijn, kan al voldoende zijn.
- Beperk de hoeveelheid bezoek als je ziek bent. Kinderen kunnen er ontregeld door raken.
Communicatie en je kind betrekken bij het ziekteproces
- Wees eerlijk en open over je ziekte. Probeer in eenvoudige taal uit te leggen dat je ziek bent, dat die ziekte kanker heet en dat de dokter je beter wil maken.
- Leg uit wat er verandert. Probeer concreet te zijn. Bijvoorbeeld: “Ik lig misschien veel op de bank”. Of: “Na de operatie heb ik pijn in mijn buik en kan ik jou niet optillen of dragen”.
- Probeer eventueel met behulp van speelgoed en tekeningen uit te leggen dat je ziek bent. En dat je niet meer alles kan doen zoals vroeger.
- Voorlezen uit prentenboeken over ziekte (bijvoorbeeld ‘Nijntje is ziek’) of over de medische behandeling (bijvoorbeeld ‘Chemokasper’) kan helpen om uit te leggen wat er aan de hand is. Het maakt de fantasieën van je kind minder bedreigend. Ook zal je kind dan beter begrijpen dat het niet zijn schuld is dat je ziek bent. Een boekenlijst vind je bij de hulpbronnen.
- Je kunt aan je kind vragen wat zij of hij denkt wat kanker is en vragen een tekening ervan te laten maken.
- Leg aan je kind uit dat het niemands schuld is dat je ziek bent, en zeker niet zijn of haar schuld.
- Vertel het kind dat de ziekte niet besmettelijk is en dat hij jou of jouw partner gerust kan knuffelen.
- Kinderen in deze leeftijd hebben vaak moeite met het veranderde uiterlijk van de zieke ouder. Bespreek dit of geef er woorden aan. Bijvoorbeeld: “Mama is nu kaal, maar we gaan een leuke muts kopen en jij mag voelen wanneer er weer donshaartjes komen”. Vertel dat je nog steeds dezelfde bent.
- Geef je kind een zaklamp of nachtlamp naast zijn of haar bedje voor ’s nachts. Zo’n lampje kan wat rust geven. Een andere manier om je kind gerust te stellen is ervoor te zorgen dat hij/zij vanuit zijn bed naar iets leuks kan kijken.
- Neem je kind mee naar het ziekenhuis zodat hij/zij kan zien waar je naar toe gaat. Wil je kind niet mee, dwing dit dan niet af.
- Met een dokterskoffertje of een lego- of Playmobil ziekenhuis kun je met je kind ‘doktertje’ of ‘ziekenhuisje’ spelen.
Omgaan met emoties
- Ben je verdrietig of boos in het bijzijn van je kind, leg dan in kindertaal uit wat er aan de hand is. Bijvoorbeeld: “Ik ben verdrietig omdat mijn haar uitvalt”. Probeer dit op een kalme manier te doen.
- Huilt je kind veel of is het snel van slag, bied dan troost en nabijheid.
- Is je kind zelf ziek of stoot het zich, dan kan het heftiger reageren dan normaal. Je kind kan bijvoorbeeld zeggen dat hij of zij direct naar het ziekenhuis moet. Stel je kind gerust en vertel dat het goedkomt. En dat hij/zij niet ook zo ziek wordt als jij.
- Een kind kan door spel verwerken wat er gebeurt in zijn of haar leven. Laat je kind tekenen of geef je kind ruimte in het spel om voor te spelen wat er in het gezin gebeurt.
- Geef je kind de mogelijkheid om zelf dingen te doen. Stimuleer het bijvoorbeeld om een tekening te maken voor de zieke ouder.
Begeleiden van schoolgaande kinderen (6 tot 12 jaar)
Wat kun je verwachten?
Kinderen vanaf ongeveer 6 jaar zullen het woord kanker wel kennen, maar ze weten nog niet wat het betekent. Ze begrijpen wel al dat het een ernstige ziekte is. Dat maakt het iets makkelijker om in deze leeftijdsfase een gesprek te hebben over je ziekte en het ziek zijn. Ze kunnen ook de wat ingewikkeldere uitleg over kanker begrijpen.
Kinderen ouder dan 8 kunnen meestal al beter praten over hun gedachten en gevoelens. Nadenken over eigen gevoelens is nog moeilijk. Kinderen zijn op deze leeftijd vaak gefascineerd door het menselijk lichaam. Ze kunnen erg gedetailleerde vragen hebben en willen vaak het naadje van de kous weten. Natuurlijk zijn er ook kinderen die niets willen weten.
Sommige vragen durven kinderen niet te stellen, ook al denken ze er wel over na. Bijvoorbeeld of je ook dood kan gaan aan de ziekte. Ze begrijpen inmiddels dat doodgaan een onomkeerbaar proces is. Ze denken vaak simplistisch over oorzaak en gevolg. Zo kunnen kinderen denken dat hun gedrag tot kanker heeft geleid, dat kanker besmettelijk is of dat alle mensen die roken kanker krijgen.
Elk kind reageert anders, emotioneel en qua gedrag. Mogelijke reacties zijn deze:
- In zichzelf gekeerd raken of zich storten op schoolwerk.
- Agressief of druk gedrag.
- Lichamelijke klachten zoals buikpijn.
- Terugvallen in hun ontwikkeling.
- Minder goed eten, slapen en zindelijk zijn. Heftiger reageren dan normaal op kleine tegenslagen. Dat geldt ook als iets anders loopt dan ze hadden verwacht. Een kind kan dan bijvoorbeeld erg huilen of boos worden.
- Zich schuldig voelen over dingen die ze hebben gezegd of gedaan ten opzichte van hun ouders. Ze kunnen zich daardoor zo braaf mogelijk proberen te gedragen.
Wat kun je doen?
Bieden van structuur en regelmaat
- Handhaaf zoveel mogelijk de normale structuren en regels thuis. Dat geeft veiligheid en duidelijkheid.
- De school kan een belangrijke steun zijn. Het biedt afleiding voor de stressvolle situatie thuis. Laat je kind zo veel mogelijk naar school gaan en meedoen met activiteiten.
- Op deze leeftijd worden leeftijdsgenoten steeds belangrijker. Laat ze dingen doen met anderen waar ze plezier uit halen.
- Beperk de hoeveelheid bezoek als je ziek bent. Kinderen kunnen hier ontregeld door raken.
Communicatie en je kind betrekken bij het ziekteproces
- Wees eerlijk en open over je ziekte. Ook gedurende het ziekteproces.
- Met boeken kun je uitleg geven over kanker en de medische behandeling. Bekijk de boekenlijst bij de hulpbronnen.
- Heeft je kind veel vragen, weet dan dat ze die vragen ook aan een arts of verpleegkundige kunnen stellen. Ze kunnen een brief schrijven of mee gaan naar het spreekuur. Op die manier voelen ze zich serieus genomen.
- Wees duidelijk over wat een kind van jou kan verwachten: wanneer ben je thuis en wat kun je dan met je kind doen.
- Neem je kind mee naar het ziekenhuis zodat hij/zij kan zien waar je naar toe gaat. Wil je kind liever niet mee, dwing dit dan niet af.
- Vraag regelmatig aan je kind hoe het met hem of haar gaat. En hoe je hem of haar kan helpen. Vraag ook of hij of zij genoeg informatie krijgt over het ziekteproces.
- Geef je kind een kleine taak thuis of in de verzorging. Zo kan het helpen. Wil een kind meer doen, laat dit dan toe.
- Het is belangrijk dat je kind weet dat je ziekte niet besmettelijk is en dat het geen schuld heeft aan de ziekte.
- Stel je kind gerust door te vertellen dat er altijd iemand voor hem of haar zal zorgen.
- Vertel de school van je kind over je situatie.
Omgaan met emoties
- Leg aan je kind uit dat gevoelens als verdriet, boosheid of angst normaal zijn. Andere kinderen hebben dat soort gevoelens ook.
- Als je kind erg emotioneel reageert op een tegenslag, leg dan ook uit dat het dit normale reactie is. Hiermee geef je je kind erkenning en leert het zijn gevoelens te begrijpen.
- Help je kind wel heftige emoties te begrenzen; een hele dag met de deuren slaan of huilen helpt niet en maakt vaak nog verdrietiger.
- Vaak begrijpen ouders eerder dan een kind wat de emoties van het kind zijn. Wees je bewust dat nadenken over de eigen gevoelens nog een moeilijke taak kan zijn voor je kind.
- Als je kind zich erg gemakkelijk aanpast, blijf dan toch goed letten op de behoeften van je kind.
- Laat je kind weten dat het niet egoïstisch is als hij of zij aan zichzelf denkt en stimuleer een kind om lol te hebben en geef aan dat jij daar juist van geniet.
- Deel je gevoelens met je kind. Pas hierbij wel op dat je je eigen angst en boosheid niet overdraagt op het kind.
- Door spel (situaties naspelen) en tekenen kan je kind zijn gevoelens uiten en verwerken.
- Op deze leeftijd maken kinderen vaak een spreekbeurt of werkstuk over kanker. Door het te delen met de klas kan een kind meer steun krijgen van leeftijdsgenoten. Ook kan het bijdragen aan de verwerking. Via de website van de Vereniging Kinderkanker Nederland.
Begeleiden van tieners (12 tot 18 jaar)
Wat kun je verwachten?
Met jongeren in de tienerleeftijd kun je meestal praten zoals je dat met een volwassene doet. Ze begrijpen vaak wat kanker betekent en dat het dodelijk kan zijn. Kenmerkend voor de puberteit is het loskomen van de ouders, de zoektocht naar de eigen identiteit en het leren op eigen benen te staan. In deze fase kan het daarom moeilijk zijn voor een puber als een ouder ziek is. Hij of zij kan een sterke verantwoordelijk voelen om de ouder te helpen of thuis meer te doen. Dat is lastig als er ook de behoefte is om meer onafhankelijk te worden. Soms gaat zo’n tiener zich steeds meer van zijn omgeving isoleren.
Mogelijke reacties
Als een ouder ziek wordt, kunnen gevoelens van verdriet, angst, onzekerheid en boosheid ontstaan. Sommige kunnen deze zonder moeite uiten en met je bespreken. Er zijn ook tieners die nauwelijks lijken te reageren. Ze kunnen het moeilijk vinden om hun gevoelens te laten zien en trekken zich meer terug. Soms zeggen jongeren dat ze geen angst ervaren of willen ze er niet over praten. Tieners kunnen zich ook kritisch uiten over hoe hun ouders met de ziekte omgaan. Ook kunnen ze zich schuldig voelen. Daarnaast kunnen jongeren worstelen met gevoelens van onzekerheid over hun zelfbeeld en zijn ze op zoek naar hun identiteit. In deze leeftijdsfase zijn leeftijdsgenoten en sociale contacten (buiten huis) belangrijk. Daarom zullen jongeren soms eerder steun zoeken bij hun vriend(inn)en dan bij hun ouder(s).
Wat kun je doen?
Bieden van structuur en regelmaat
- Handhaaf zoveel mogelijk de normale structuren en regels thuis.
- Tieners hebben behoefte aan grenzen. Juist nu is het belangrijk dat je die blijft aangeven.
- Op deze leeftijd zijn school en buitenschoolse activiteiten meestal belangrijk voor je kind. Laat dit zo veel mogelijk doorgaan.
- Stimuleer je kind om te blijven doen waar hij of zij plezier uit haalt en vrolijk van wordt.
- Blijf als dat mogelijk is, als gezin dingen met elkaar doen.
- Probeer ook af en toe iets met een kind apart te doen, bijvoorbeeld samen lunchen of naar de bioscoop gaan.
- Als je kind taken in het huis had, verander dat dan niet. Let er wel op het kind de taken aankan.
Communicatie en je kind betrekken bij het ziekteproces
- Wees eerlijk en open over de ziekte en het verloop. Vraag aan je kind wat hij/zij wil weten of wat voor vragen hij/zij heeft. Eventueel kan het kind ze zelf aan de dokter stellen.
- Praat met je kind over de ziekte en wat dat met je doet. Vertel wat de bijwerkingen van een behandeling kunnen zijn en of er nog genezing mogelijk is.
- Nodig je kind uit om mee te gaan naar het ziekenhuis. Wil je kind niet mee, forceer dat dan niet.
- Wees duidelijk wat je kind van jou kan verwachten. Leg ook uit wat jij van je kind verwacht in de ziekteperiode.
- Vraag regelmatig hoe het met hem of haar gaat.
- Sommige tieners willen niet praten over het ziekteproces. Blijf ze toch informatie geven hierover zonder ze te dwingen erover te praten. Je kunt ook aan je kind vragen of hij of zij het goed vindt dat je iedere week aan hem of haar vraagt hoe het gaat. Hiermee laat je je betrokkenheid zien.
- Let op dat je kind niet te veel (emotioneel) voor jou gaat zorgen of te veel taken in het gezin op zich gaat nemen.
- Je kind gaat mogelijk op internet op zoek naar meer informatie over de ziekte. Leg uit dat hij/zij daarvan in de war of in paniek kan raken en dat de meest betrouwbare informatie via de arts of oncologieverpleegkundige komt of te vinden is op kankerspoken.nl en kanker.nl.
- Tieners houden van experimenteren. Misschien doen ze het in deze situatie meer dan ooit. Grenzen aangeven en hierover met hen in gesprek gaan is juist nu belangrijk.
- Jongeren zijn erg imagobewust. Als vrienden of vriendinnen zien dat het uiterlijk van hun vader of moeder is veranderd, kunnen ze zich verlegen of ongemakkelijk voelen. Bespreek dit met je kind. Spreek samen af wat acceptabel is in de aanwezigheid van vrienden.
Omgaan met emoties
- Laat je kind weten dat je er voor hem of haar bent en dat het zijn gevoelens mag uiten. Leg uit dat het normaal is om je bang, verdrietig, kwaad of geïrriteerd te voelen.
- Als je in bijzijn van je kind huilt, geef dan woorden aan je emoties. Vaak herkent je kind deze emoties ook. Hiermee laat je zien dat emoties er mogen zijn.
- Geef je kind de ruimte om steun te zoeken bij leeftijdsgenoten of bij andere volwassenen.
- Stimuleer je kind zijn gevoelens te uiten bij een volwassene die dicht bij hem staat en vertrouwd is. Dat kan een sportcoach zijn, een mentor op school of de ouders van een vriend of vriendin.
- Moedig je kind aan om activiteiten te ondernemen die hem op een gezonde manier afhelpen van woede en frustratie. Bijvoorbeeld sporten, uitgaan of hardlopen.